Moeder, humor, herinneringen.
De Belgische auteur Tom Lanoye is zowel bekend in Vlaanderen als Nederland. Hij verdeelt zijn tijd tussen Antwerpen en Kaapstad. In 1985 schrijft hij een semi-autobiografische roman, Een slagerszoon met een brilletje. In 2009 keert de auteur terug naar dit genre met Sprakeloos, een roman over de dood van zijn moeder. Tom Lanoye is bijzonder veelzijdig in zijn vak. Naast schrijver is hij ook dichter, columnist, scenarist en theatermaker. En dat sluimert door in zijn boeken. Tom Lanoye verbergt zijn afkomst niet en het Sint-Niklase accent is onlosmakkelijk verbonden met zijn figuur.
Sprakeloos is een liefdevolle ode van een zoon aan een moeder die na een beroerte haar spraak verliest. Vanaf dat moment takelt ze langzaamaan af. Zijn moeder, die amateur-actrice is, verliest met haar spraak één van haar belangrijkste talenten. Heerlijk cynisch kan ze uit de hoek komen. “Verbaast u dat? [zij, minachtend] Ge weet toch hoe een Fransman is? Grote sier, maar weinig aanleg voor corvee en degelijkheid. ... Het heet niet voor niets “de Franse slag”. Tom lanoye erfde naar alle zekerheid zijn liefde voor taal van haar en het raakt hem dan ook diep wanneer zij sprakeloos in een ziekenhuisbed ligt.
Op de cover staat een beeltenis van zijn moeder, Josée Verbeke, zoals ze er graag goed uitzag, met hoed. Tom Lanoye verwijst in het boek regelmatig trots naar de foto en spoort de lezer aan nogmaals de cover te bekijken. Spijtig genoeg is de afbeelding eerder klein uitgevallen.
Het boek gaat tergend aarzelend van start. De eerste 50 pagina’s springt de auteur van de hak op de tak. Het schrijven van het boek maakt deel uit van het rouwproces en hij heeft het duidelijk moeilijk om eraan te beginnen. Hij schrijft over Sint-Niklaas, luchtballonen, Kaapstad, een maagonderzoek en de tijdsgeest waarin zijn moeder opgroeide. Maar het is pas vanaf het moment dat zijn vader sterft, dat hij definitief van start kan gaan met het verwerken van zowel het overlijden van zijn vader als dat van zijn moeder.
“Indien u niet houdt van geschriften die grotendeels berusten op waarheid, leg het terug op de stapel in de winkel.” De ik-verteller richt zich tijdens het eerste deel regelmatig rechtstreeks tot de lezer en verontschuldigt zich omdat het boek geen logische opbouw kent. Hij worstelt met uitstelgedrag, een soort plankenkoorts. Hij vlucht in andere projecten. Sprakeloos is opgedeeld in drie delen: hij, zij en ik. Het is pas vanaf het tweede deel, zij, dat het verhaal zijn definitieve wending krijgt. Het geduld van de lezer wordt hierdoor danig op de proef gesteld. Het boek zou perfect bij het tweede deel kunnen starten, het moment waarop Jossée getroffen wordt door een beroerte. “Op de dag dat het noodlot toeslaat kijken ze pizza etend naar het slot van het avondjournaal.”
Vanaf het tweede deel neemt Tom Lanoye niet meer rechtstreeks het woord. Hij stelt zich op als een externe allodiëgetische verteller. Hij vertelt het verhaal van zijn moeder en alle herinneringen aan haar als ik-getuige. In het derde deel wordt de auteur terug ik-verteller en richt hij zich weer tot de lezer.
Het verhaal is volledig discontinu opgebouwd. Het is een bloemlezing van herinneringen die willekeurig worden opgehaald. Het zou een interessante oefening zijn om de fabel van dit verhaal na te gaan. Vaak springt de auteur van de hak op de tak. Hij wijkt uit om daarna telkens weer terug bij het onderwerp te komen. Wanneer de beroerte van zijn moeder wordt aangekondigd, moet de lezer toch nog een tiental pagina’s geduld hebben om de ware toedracht te weten te komen. Volgende zin geeft duidelijk weer hoe Tom Lanoyes gedachten constant heen en weer springen, zich verliezend in details. “Een jaar voor zijn overlijden kwam hij, in een hoekje van de krant die hij elke dag van boven tot onder uitspelde, met zijn vergrootglas in de aanslag – een leesbril dragen, zover kreeg niemand hem, hij had al last genoeg met zijn gehoorapparaat en zijn kunstgebit – maar zelfs bij dat ingespannen lezen van zijn krant nam hij af en toe de tijd om, desnoods al om kwart voor zeven in de ochtend, op te kijken van zijn televisiescherm, voor de herhaling van een favoriete soap, of voor de vijfde samenvatting van een tenniswedstrijd met Justine Henin, zijn kleine heldin – als Juju eens te meer, na een bloedstollend slechte eerst set, op het punt stond om alsnog de match te winnen, zoals hij van begin af aan wel had gedacht en had geweten, dan belde hij me op, in het oog van de middag of het holst van de nacht, ik mocht in kaapstad verblijven, in Hongkong of in Zwolle, hij belde: ‘Rap, rap! Zet uw tv aan! Ze gaat winnen! Ze gaat winnen!’, waarna hij meteen de hoorn weer neergooide, om toch maar niets te missen van de glorie van zijn Petite Justine – de dag dat zij aankondigde met professioneel tennis te stoppen was een zwarte dag, hij belde me opnieuw, tegen zijn tranen vechtend nu: ‘Ze stopt ermee, ze kan het niet meer aan, al die competitie, ze heeft groot gelijk, het schaap, maar het is toch spijtig’ – een jaar voor zijn overlijden dus, ontdekte hij in zijn krant het bericht dat ik voor hem verborgen had willen houden.” De ene uitgebreide beschrijving volgt de andere op. Enkel de hoogstnoodzakelijke dialogen komen in het boek voor. Ook maakt de auteur handig gebruik van het theatrale talent van zijn moeder en trekt dit door in zijn schrijfstijl. “Natuurlijk zijt ge voor uw examens geslaagd met onderscheiding! [zij, met haar ogen rollend] Dat is toch niet meer dan normaal?”
De moeder van Tom Lanoye is een gedroomd hoofdpersonage. Ze is haar altijd cynische zelf waardoor de meeste omstandigheden hilarisch worden. Aan de hand van de anekdotes wordt een volledig beeld geschetst van Josée Verbeke, met al haar eigenaardigheden. Ook de figuur van Lanoyes vader wordt vrij compleet geschetst. De andere personages die in het verhaal aan bod komen hebben de meest interessante namen: onze Lastige, Zot Lucienneke, Elvis, Sidonie Met De Hazenlip, Philomèneke Van De Prior, enz..
Tom Lanoye noemt zijn boek zelf geen roman. Hij spreekt liever van de Bijbel of het Schrift. Het is in ieder geval een geslaagde ode aan zijn moeder. Hoewel het onderwerp het niet meteen doet vermoeden is dit boek bij momenten hilarisch. De taal die hij hanteert is stijlvol, een dichter waardig. Tom Lanoye voert zijn moeder letterlijk ten tonele en verdient daarvoor een staande ovatie. Van Sprakeloos spat de eerlijkheid af. Een heerlijk boek. Ik ben blij dat ik deze autobiografie heb gelezen.
Tom Lanoye vertelt over Sprakeloos.
Toen haar oudste zonen begonnen uit te gaan, en ’s nachts een kwartier later dan afgesproken nog niet waren opgedoken in het ouderlijk huis, overvielen haar opnieuw die misselijkheid en die hartkloppingen. Geen cafégevecht of kettingbotsing was groot genoeg om haar fantasie te evenaren. Haar zonen waren verminkt, vermist, voor altijd verruïnneerd. ‘Een moeder weet dat, een moeder voelt dat.’ Nog geen kwartier later verkeerde ze half in ademnood van de paniek. Ze kreeg haar Roger zover dat hij de politie belde, de Rijkswacht, plus alle hospitalen in de omtrek.
Hij had het tweede hospitaal net aan de lijn als de verloren zonen vrolijk aangeschoten binnenwandelden, meteen ontnuchterd en misnoegd door de aanblik van een zwaar aangeslagen vader, telefoonhoorn in de hand, en een moeder die, koud kompres op het voorhoofd, languit op de sofa lag te ijlen, in halve zinnen en hele verwijten haar doodsangsten omschrijvend, alsook haar gevoel dat ze metterdaad aan het stikken was geweest – en niemand die nog wist of ze acteerde dan wel de waarheid sprak. Of nee: misschien was ze wel zozeer overtuigend aan het acteren geslagen dat ze de werkelijkheidsbarrière had doorboord, zoals een vliegtuig de geluidsmuur. Acterend dat ze doodziek was, wás ze doodziek geworden.
Maar het viel iedereen ook op hoe snel dat kompres niet meer nodig bleek. Zelfs verrijzen is een kwestie van talent.
Lanoye, T. (2009). Sprakeloos. Amsterdam: Prometheus pg 126