Een Griekse mythe over de vriendschap tussen Hyacinthus en Apollo
In de tijd dat de goden van de Olympus nog naar de aarde afdaalden om zich onder de mensen te begeven, regeerde in een ver land de oude koning Amyklas. Zijn trots was zijn zoon Hyacinthus, een knappe jongeman met prachtig lang haar. Door zijn mannelijke schoonheid viel hij zelfs bij Apollo - de stralende god van het licht - in de smaak. De god maakte wandelingen met hem, zwierf met hem door de bergen en ging met hem op jacht, en wedijverde met hem in het discuswerpen.
Hyacinthus hield van Apollo en gaf aan hem de voorkeur boven ieder ander en dat zette wel eens kwaad bloed. Ook de God van de Wind vergaf het hem niet en zon op een afstraffing.
Op een dag waren Apollo en zijn jonge vriend weer eens bezig hun krachten te meten in het discuswerpen. Apollo, die de eerste beurt had, zwaaide zijn arm ver naar achteren en slingerde de schijf hoog de lucht in, zo hoog dat hij het wolkendek bereikte. Toen de discus de aarde weer begon te naderen liep Hyacinthus er snel naar toe om hem op te rapen en zelf een worp te wagen.
Maar de discus stuitte af op een rotsblok en de God van de Wind sloeg met zijn geweldige adem Hyacinthus de schijf tegen het hoofd. Apollo, die alles had zien gebeuren, snelde toe en ving de jongen op met zijn sterke armen. Hij legde geneeskrachtige kruiden op zijn wonden, maar het uitdovende leven kon hij niet meer redden. De knappe jongeman zakte in elkaar als een verlepte bloem.
Apollo huilde, klaagde, wilde zich van het leven beroven. Maar hij bedacht zich onmiddellijk weer, want omdat hij een god was mocht hij niet sterven. Hij zou de jongen voortaan in zijn liederen bezingen en hem in een prachtige bloem veranderen.
Al gauw schoot uit het bloed van Hyacinthus een prachtige, paarse bloem omhoog, die voortaan iedere lente zou bloeien. Ze bloeit maar kort, zoals ook het leven van Hyacinthus kort was. Want aan hem ontleent de bloem haar naam, naar hem noemen wij haar hyacint.
* * *
Het meest opvallende aan deze mythe is dat ze de nauwe vriendschap tussen twee mannen beschrijft. Hyacinthus en Apollo zijn geliefden, een thema waar in onze huidige cultuur nog steeds een taboesfeer rondhangt. Toch werd in het oude Griekenland homoseksualiteit niet als abnormaal beschouwd. Vrouwen leidden een teruggetrokken leven. De Griekse mannen en vrouwen trouwden om kinderen te krijgen maar hielden verder afstand van elkaar en woonden zelfs op verschillende verdiepingen. Mannen gingen meestal homoseksuele relaties aan met jongens tussen 16 en 18 jaar. Naast seks hadden deze relaties ook een opvoedend aspect waarbij de oudere man als leermeester diende. Seks tussen twee volwassen mannen werd als ongepast aanzien.
Hoewel het in deze mythe niet expliciet naar voor komt, is het belangrijkste thema jaloezie. De God van de Wind Zephyros was ook verliefd op Hyacinthus. Toen Hyacinthus Apollo verkoos boven Zephyros werd hij kwaad en blies hij de discusschijf uit koers, tegen het hoofd van Hyacinthus die daardoor stierf. Andere motieven die in het verhaal aan bod komen zijn: liefde, onsterfelijkheid versus sterfelijkheid, dood en herinnering.
Vooral het motief onsterfelijkheid en het willen opgeven hiervan om sterfelijk te kunnen zijn, doet denken aan de film City of Angels met Meg Ryan en Nicolas Cage. De acteur speelt hierin een engel die zijn onsterfelijkheid opgeeft om op aarde een menselijk leven te leiden samen me zijn geliefde. Helaas sterft die geliefde niet veel later.
De mythe is heel visueel geschreven. Ik zie het zo voor me hoe Apollo zijn arm naar achteren zwaait om de discusschijf in de lucht te werpen. Het tafereel doet denken aan de tekeningen die terug te vinden zijn op oude Griekse vazen.
* * *
Een godenverhaal uit de Edda
In den beginne bestond de aarde niet en evenmin de hemel, er was geen gras en geen akkergrond. Ook de zee bestond niet, noch haar zilte golven. Er was niets anders dan de gapende afgrond, Ginnungagap genaamd.
Toen stroomden vanuit het Noorden, uit Niflheim, het land der nevelen, ijzig koude rivieren omlaag, twaalf in getal. Zij ontsprongen aan de bron Hvergelmir, 'Bruisketel '. De rivieren vormden een met ijs bedekte zee, Elivagar. Uit het Zuiden, uit het roodgloeiende Muspelheim, spatte vuur hoog op. Iets van het ijs smolt weg.
Toen begon, door de macht van het vuur, in de rijp iets levends te ontkiemen. De reus ging groeien, de geweldig grote, die Ymir wordt genoemd.
Ook de koe Audhumla ontstond. Uit haar uier stroomden vier beken met melk, waaruit Ymir dronk. Audhumla lekte de zilte rijp; ander voedsel kende zij niet.
Terwijl zij nu des daags likte, kwamen 's avonds de haren van een man te voorschijn. Op de tweede avond stak zijn hoofd boven de rijplaag uit en op de derde werd zijn gehele gestalte zichtbaar. Dat was Buri, de 'Verwekker', groot en schoon om te zien. Buri kreeg een zoon, Bor. Deze had drie zonen: Odin, Wili, 'Wil', en We, 'Heiligdom'.
Terwijl Ymir sliep en in zijn slaap zweette, ontsproten aan zijn lichaam reusachtige wezens. Onder zijn linkerarm kwamen een man en een vrouw te voorschijn. Ook verwekten zijn voeten met elkaar een groot en woest geslacht: de ene reus na de andere, steeds maar door.
Toen gingen de afstammelingen van Buri - Odin, Wili en We aan het werk en doodden Ymir, opdat de wereld uit hem zou kunnen ontstaan.
En in het wegstromende bloed verdronk dat eerste geslacht van reuzen, op één na, Bergelmir, die zich met zijn vrouw in een trog wist te redden. Van hen beiden stamt het latere geslacht van de Joten af, de reuzen van de vorst en de Thursen, de reuzen van de rijm of de rijp. Het lichaam van Ymir wierpen de zonen van Bor midden in de Ginnungagap. Het bloed lieten zij als beken en rivieren tot in zee stromen. Uit zijn vlees schiepen zij de aarde. Zijn gebeente stapelden ze tot bergen op. Zijn tanden werden stenen, terwijl de gebroken botten verspreid lagen op de hellingen met de rolstenen. Vervolgens namen de goden de schedel en welfden hem over de op deze wijze geschapen wereld, opdat de hemel de ruimte boven zou omsluiten. Op elke hoek van de wereld plaatsten zij een dwerg om het gewelf te dragen. Ymirs hersenen wierpen Bors zonen in de lucht, waar ze wolken werden. Vonken van Muspelheim, die nog in 't rond vlogen, hechtten zij als sterren aan de hemel vast. Ook wezen zij zon en maan hun blijvende woonstee aan. Uit Ymirs haar ontstonden gras en kruid, struweel en bos, alle gewassen die uit de aarde ontspruiten.
De zon bescheen
de stenen in het zuiden
de grond werd begroeid
met groene look.
* * *
Bij het lezen van deze kosmogonische mythe is de link naar het scheppingsverhaal in de Bijbel makkelijk te leggen. Beide willen het ontstaan van de aarde verklaren. Maar zo heeft elke cultuur zijn verhaal. De taal waarin deze scheppingsmythe is geschreven is oubollig en niet vlot. De gebeurtenissen en het ontstaan van de verschillende goden zijn niet in een vloeiend verhaal gegoten. 'Terwijl zij nu des daags' of 'in den beginne' is geen hedendaags taalgebruik. Het verhaal is in die zin niet geschikt om in een les te gebruiken.
Het motief van deze mythe daarentegen, het ontstaan van de aarde, is wel een dankbaar onderwerp. Er zijn heel veel scheppingsverhalen en het kan interessant zijn deze te vergelijken. Ook het maken van een stamboom of een gepaste afbeelding bij de mythe behoren tot de mogelijkheden.
De website www.bigmyth.com stelt verschillende scheppingsverhalen visueel voor. De klankband van de Noorse mythe (en de andere mythes) over het ontstaan van de aarde is niet fantastisch, maar geeft wel een goed beeld van het verhaal.