Paper towns - John Green

Paper Towns - John Green

 
Green, J., Paper Towns, (2009). Rotterdam: Lemniscaat b.v.
14+
Mysterie.
Kinder- en jeugdjury Vlaanderen.

Noord-Amerika, zoektocht, verlaten.

 
 
'De langste dag van mijn leven begon traag.'
 
Ik hou ervan als er in de eerste zin een voorspelling wordt gedaan!
 

Al zijn hele leven lang woont Q(uentin) naast Margo. Tot ze negen jaar zijn trekken ze vaak met elkaar op. Daar komt abrupt een einde aan wanneer ze samen een dode man vinden, leunend tegen een boom. Toch zien ze elkaar nog geregeld op school. In het laatste schooljaar staat Margo plots voor het slaapkamerraam van Q. Ze heeft dringend een auto met chauffeur nodig om elf dingen te doen. Samen beleven ze een dolle nacht en Q hoopt stiekem op meer. Maar de volgende dag op school blijkt Margo verdwenen te zijn. Het is niet de eerste keer dat ze verdwijnt en haar ouders geven het op om naar haar op zoek te gaan. Maar Q niet. Een aanwijzing die Margo speciaal voor hem achterlaat, brengt hem naar verschillende verlaten steden, de zogenaamde papieren steden.

Het boek is hip geschreven. Er is een duidelijke jongerencultuur in opgebouwd.  Q en zijn vrienden MSN’en elkaar voortdurend. Ze halen informatie van een zelfgemaakte wikipedia. Ze hangen op elkaars kamers rond en gamen. Alles komt geloofwaardig over. De dolle nacht van Margo en Q is de drive die het hele verhaal draagt. Die nacht ontstaat er tussen hen een band. De zoektocht naar Margo staat symbool voor de evolutie die Q zelf doormaakt, van een brave, saaie student naar iemand die durf vertoont. Ook zijn vrienden Ben en Radar maken een evolutie door. Ze worden niet alleen volwassener, Ben krijgt een vriendin en Radar durft eindelijk zijn vriendin voor te stellen aan zijn ouders.

Het is moeilijk te definiëren wie het hoofdpersonage in het verhaal is. Het verhaal wordt geschreven vanuit het standpunt van Q, maar het is Margo die de actie dirigeert, vanop afstand.  Haar invloed is zodanig groot dat ook zij als hoofdpersonage kan doorgaan. Een belangrijke functie is weggelegd voor de ruimte waarop het verhaal gebaseerd is: de papieren steden. Die staan symbool voor hoe Margo zich voelt. Ze voelt zich verlaten. Ze loopt weg, maar wil toch gevonden worden. 

De grootste troef van het boek is dat de acties die beschreven worden gedurfd zijn maar realistisch. De dialogen zijn snedig. John Green maakt gebruik van een ‘opsommende’ stijl. "Het duurt even voor iedereen aan zijn ouders heeft uitgelegd dat 1) we geen van vieren bij de dipoloma-uitreiking zullen zijn en 2) we naar New York rijden om 3) een plaats te bezoeken die misschien wel en misschien ook niet echt bestaat, in de hoop 4) degene die een bericht op Omnictionary heeft gezet te onderscheppen, die volgens het Bewijs van de Willekeurige hoofdlettering 5) Margo Roth Spiegelman is." (pg240)  Maar hij doet dit niet consequent. Het is jammer dat dit in deel 2 van het boek dit niet voorkomt. Dit stijlelement komt origineel en jeugdig over.

Volgens mij is dit boek ideaal om verfilmd te worden. Ik heb het met veel plezier gelezen. Het is avontuurlijk en heeft een spannende finale. Een aanrader. 

En mijn gedachten zijn nog niet koud of het boek werd verfilmd!  

www.youtube.com/watch?v=rFGiHm5WMLk

 

Toen ik het raam open hoorde gaan, draaide ik me om en keek recht in Margo’s blauwe ogen. Eerst waren haar ogen het enige dat ik kan zien, maar toen zijn zicht zich aanpaste drong het tot me door dat ze zwarte schmink op had en een zwart vest met capuchon droeg. ‘Ben je met cyberseks bezig?’ vroeg ze.

'Ik zit te MSN'en met Ben Starling.'

'Daarmee heb ik geen antwoord op mijn vraag, smeerlap.'

Ik lachte onhandig, liep toen naar haar toe en knielde bij het raam, met mijn gezicht centimers van het hare. Ik had geen idee waarom ze zo voor mijn raam stond. ‘Waaraan heb ik dit genoegen te danken?’ vroeg ik. Margo en ik waren nog steeds bevriend, zou ik zeggen, maar niet zo dat er middernachtelijke ontmoetingen met zwarte schmink aan te pas kwamen. Daar had ze vast wel vrienden voor. Alleen hoorde ik daar niet bij.

‘Ik heb je auto nodig,’ verklaarde ze.

‘Ik heb geen auto,’ zei ik. Dat was nogal een teer punt voor me.

‘Nou, dan heb ik je moeders auto nodig.’

‘Je hebt er zelf een,’ merkte ik op.

Ze blies haar wangen bol en zuchtte. ‘Klopt, maar het probleem is dat mijn ouders de sleutels hebben afgepakt en ze in een safe hebben opgeborgen, die ze onder hun bed hebben staan, en Myrna Mountweazel’ –dat was haar hond- ‘slaapt bij hen op de kamer. En Myrna Mountweazel wordt volslagen hysterisch zodra ze me ziet. Want het lukt me heus wel naar binnen te sluipen, die safe te jakken, hem te kraken, mijn sleutels eruit te halen en weg te rijden, maar het punt is: dat hoef ik niet eens te proberen omdat Myrna Mountweazel al als een gek tekeergaat zodra ik de deur maar een millimeter opendoe. Dus zoals ik al zei: ik heb auto nodig. En verder heb ik jou nodig als chauffeur, omdat ik vannacht elf dingen moet doen en bij minstens vijf daarvan moet er iemand met draaiende motor klaarzitten om meteen weg te scheuren.’

Toen ik mijn blik wazig liet worden, bleef er van haar alleen een paar ogen over die in het niets zweefden. En toen keek ik haar weer aan en kon ik de omtrek van haar gezicht zien, de schmink nog vochtig op haar huid. Haar jukbeenderen vormden een driehoek met haar kin en haar pikzwarte lippen vertoonden een glimlach. ‘Iets illegaals?’ vroeg ik.

 

Green, J., Paper Towns, (2009). Rotterdam: Lemniscaat b.v.

© 2016 Ellen Sannen

Maak een gratis websiteWebnode